sluiten

Max Nord (1916-2008), de dichter die door de oorlog journalist werd

Max Nord behoorde tot de selecte groep mensen die precies kon aanvoelen wat er in het vooroorlogse Europa speelde. Na de Duitse inval besefte hij dat het erop aankwam. Niks doen was voor hem geen optie en Nord raakte betrokken bij het illegale Parool.

Tekst: Peter de Brock 

Die middag nadat hij in Den Haag zijn contract had ondertekend voor een aanstelling als redacteur bij het Soerabaiasch Dagblad in Nederlands-Indië, maakte de 24-jarige Max Nord met zijn verloofde Eveline Dumas  ‘de wildste plannen’ over de komende reis naar de Nederlandse kolonie.

Het was 9 mei 1940, pas in september werd hij op de redactieburelen in Surabaya verwacht. Het jonge liefdeskoppel zat vol plannen voor de resterende maanden. Ze zouden nog even snel trouwen en dan via tussenstops in Parijs en Rome weemoedig afscheid nemen van het oude continent. Na een bezoek aan een vriend in Cairo en een tocht langs de piramides wachtte vervolgens in Suez de boot naar Batavia. Zijn aanstelling in de kolonie bood tegelijkertijd een kans om aan de dreigende oorlog te ontsnappen, herinnerde Nord later in zijn memoires: ‘Verder weg en veiliger voor de Duitsers dan in Indië kon je niet zijn.’

Later die avond beklonk Nord zijn contractondertekening met een paar vrienden. Bij thuiskomst trof hij zijn vader slapend in een stoel aan, de krant nog stevig in zijn handen geklemd. Vader en zoon namen op het heugelijke nieuws nog een paar borrels. Wankel bereikte Nord zijn bed.

Veel tijd om te herstellen van de intensieve dag kreeg hij niet. Opgeschrikt door een enorme knal wankelde hij, nog behoorlijk beneveld, naar het raam. Een tweede explosie sloeg het raam tegen zijn gezicht en Nord tuimelde achterover de kamer in. Hij hoorde vliegtuigen. ‘Oorlog begreep ik, en verregaand ontnuchterd zag ik in dat het zover was.’ Omdat de Scheveningse kazerne aan de Van Alkemadelaan het doelwit bleek, dacht Nord aan Engelse bommenwerpers.

Vrees voor de onvermijdelijke oorlog
Het idee dat het de Engelsen zijn die de aanval op Nederland hebben geopend, klinkt met onze kennis van de geschiedenis wellicht als een opmerkelijke gedachte. Maar Nord hield serieus rekening met een Engelse invasie op de Nederlandse kust, om een bruggenhoofd te slaan naar nazi-Duitsland.

Mocht dit daadwerkelijk het geval blijken, dacht Nord, dan was de Nederlandse regering ook ‘niet te beroerd’ om Engeland tot vijand en Hitler tot bondgenoot te verklaren. Maar het bleken tot Nords ‘opluchting’ Duitse troepen en vliegtuigen die in de vroege uren van 10 mei de Nederlandse neutraliteit schonden. Nord vreesde al tijden voor een onvermijdelijk oorlog. Hoe vreemd het ook klinkt, de spanningen in Europa waren zo opgelopen dat hij blij was dat het werd uitgevochten.

Na zijn eerste journalistieke stappen bij het Leeuwarder Nieuwsblad en het Algemeen Handelsblad had Nord gekozen voor een studie politieke wetenschappen. Tijdens zijn omzwervingen in Parijs, Londen en Italië had hij alle voortekenen gezien. ‘Goedbeschouwd was ik opgegroeid in een tijdperk van idealisme, ideologie en optimisme dat ten einde liep.’

Hij sjeesde naar de redactie van Het Vaderland. Aan Indië dacht hij niet meer, het was oorlog. Het voelde als zijn plicht om verslag te doen van de gebeurtenissen. ‘De meidagen van 1940 in Den Haag hebben zich in al hun grimmigheid in mij vastgezet, voorgoed,’ schreef hij later. Hij was niet weggelopen, maar dat was geen kwestie van heldhaftigheid.

Korte onderduik
Met schrijver Menno ter Braak vertaalde hij voorjaar 1940 het Duitse boek Gespräche mit Hitler van de bij de Führer in ongenade gevallen Herman Rauschning, wat het duo een aanklacht wegens ‘belediging van een bevriend staatshoofd’ opleverde. Ook de brochure die Nord schreef voor het Comité van Waakzaamheid was een bevestiging van zijn antinazi-gezindheid.

Na de Duitse inval, kort daarop, pleegde Ter Braak zelfmoord. Nord dook een week onder bij zijn schoonouders, verbrandde daarna bij thuiskomst zijn politieke boeken. Maar hij besefte dat er een nieuwe periode in zijn leven was begonnen.

‘Het was een innerlijke vastbeslotenheid zonder onmiddellijk consequenties, die pessimisme en bibberigheid niet uitsloot, maar die op de vaste bodem stond dat leven onder de nazi’s niet mogelijk was, een maatschappij op die grondslag vernederend, oneerbaar en daarom uitgesloten was. Het werd nu uitgevochten, ik wilde meedoen, ik deed spoedig mee – in de onzekerheid of ik het einde zou meemaken. De geschiedenis een handje helpen, meer kon ik niet doen.’

Verraad en lafheid
Zijn dagboekaantekeningen uit de periode 1939-1945 getuigen van de worsteling van de jonge schrijver en zijn generatiegenoten met de persoonlijke, politieke en morele dilemma’s die op hen afkwamen tijdens de bezettingsjaren. Zo noteert hij op 22 mei 1940: ‘De krant is een hel. Ook hier vieren verraad en lafheid hoogtij.’

Een maand later volgde zijn ontslag, vanwege zijn vertaling van het boek van Rauschning. ‘Nu werkelijk de dood ons, en mij dus ook, iederen dag kan overvallen, in den vorm van een bom of ook anderszins, is het of het nauwelijks meer de moeite loont nog iets waarlijks belangrijks te presteeren,’ schrijft hij op 13 mei 1941.

Maar het is niet alom somberheid. De geboorte van Frank Carmiggelt ‘een zwart behaard zoontje van Simon en Tiny’ beschouwd hij als een ‘eenig lichtpunt’ in de donkere ‘verlamde en machteloze’ decemberdagen van 1942.

Reguliersgracht 109
In het begin van de bezetting bleef Nord schrijven en vertalen, eerst onder pseudoniem, later anoniem. Zo gaf hij in eigen beheer de dichtbundel Buiten schot uit. Vanwege zijn vooroorlogse werk had Nord een publicatieverbod gekregen, nog voor de instelling van de Nederlandsche Kultuurkamer.

In Den Haag raakte Nord samen met zijn vrienden Simon Carmiggelt, Wim van Norden, Jan Meijer en Ajé Noordam betrokken bij het illegale Parool. In het najaar van 1943 verhuisden Max en Eveline Nord vanuit Den Haag naar de Amsterdamse Reguliersgracht 109, een enorm huurpand met zes kamers, zolder en grote tuin. Na een waarschuwing dat zijn naam bij de Haagse politie rondging, koos hij voor de veiligheid een anoniemer bestaan in de hoofdstad. In Den Haag werden zijn Paroolkompanen Wim van Norden en Jan Meijer gearresteerd, voor hun vermeende betrokkenheid bij het opzetten van een internationale vluchtroute voor Joden.

Niet veel later trokken ook de in Den Haag eenzaam achtergebleven Simon en Tiny Carmiggelt in een etage aan de Reguliersgracht 109. Ook Van Norden en Meijer, eenmaal weer vrijgelaten, bivakkeerden er regelmatig. Zo ook Hilda van Norden, zus van Wim, die als koerierster de kopij van Het Parool naar de drukkers bracht en daarna zorgde voor verspreiding van de kranten.

Dolle dinsdag
Tiny Carmiggelt groeide uit tot de spil van het huishouden én de redactie. Ze zorgde niet alleen voor eten voor bewoners en logees, maar vermaakte als geschoold coupeuse ook de versleten jas waarmee Nord bij grote bedrijven donaties aan het verzet ophaalde en uitkeringen van het Nationaal Steun Fonds op onderduikadressen afleverde.

In de herfst van 1944 kreeg de Paroolgroep ook de sleutels van Reguliersgracht 111, het voormalige bureau van de Zedenpolitie dat in het begin van de bezetting fungeerde als administratieve afdeling van de Joodse Raad.

Toen er geen Joden meer te registeren waren, betrok een Duitse onderneming het pand. Op Dolle Dinsdag hadden de Duitsers de benen genomen. Na de bevrijding werd hier het secretariaat van de Stichting Het Parool gevestigd en werd dit het woonadres van Wim van Norden, die twee jaar eerder de constructie had uitgedacht voor het legale dagblad dat Het Parool moest worden, op de dag dat Hitler zou worden verslagen.

Deze publicatie is onderdeel van een reeks portretten ter gelegenheid van het 85-jarig jubileum van de Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen. Stichting Democratie en Media en Het Parool, opvolger van de Nieuwsbrief, publiceren een aantal portretten van sleutelfiguren die de verzetskrant draaiende hielden. Niet alleen om de herinnering aan het verleden in leven te houden, maar ook om het hedendaagse belang van een vrije pers te benadrukken.

Lees hier ook de portretten van Frans Goedhart, Wim van Norden, Simon Carmiggelt, Emmy Andriesse and Jaap Nunes Vaz.

delen: