sluiten

Jaap Nunes Vaz (1906-1943), die een dag na de Nederlandse capitulatie werd ontslagen, was een van de Parooljournalisten van het eerste uur

Jaap Nunes Vaz was een van de zes Parooljournalisten van het eerste uur. Op zijn kamer aan de Keizersgracht vond in december 1940 de eerste redactievergadering van Het Parool plaats. Na infiltratie en verraad belandde hij in Westerbork en werd hij op transport gezet naar Sobibor, waar hij op 13 maart 1943 werd vergast.

Tekst: Teun Dominicus

In 1937 was Heinrich Hushahn jr., een overtuigd nationaalsocialist en lid van de SS, door het Rijksministerie voor Propaganda in Berlijn als persattaché bij het Duitse gezantschap in Den Haag geïnstalleerd. Zijn taak was om Nederlandse journalisten zand in de ogen te strooien over de nazipolitiek.

Op 15 mei 1940, de dag na het bombardement op Rotterdam, lift Hushahn met een Duitse officier mee vanaf Hotel des Indes in Den Haag naar de hoofdstad. Zijn bestemming: Herengracht 576, het kantoor van het Algemeen Nederlanders Persbureau (ANP). Als vertegenwoordiger van de nieuwe orde eist hij dat de dienstdoende redacteur alle Joodse journalisten en medewerkers belt met de mededeling dat zij geen voet meer in het gebouw mogen zetten.

Hushahn komt voorbereid naar Amsterdam: hij heeft de namen aangestreept in een adresboek van ANP, alle drieëntwintig. De volgende dag schrijft de directeur van het ANP op bevel van de bezetter dat alle Joodse medewerkers, waaronder Jaap Nunes Vaz, op staande voet zijn ontslagen.

Censuur en wegkijken
Geboren in 1906 in een eenvoudig seculier Joods milieu in Amsterdam, is Jaap Nunes Vaz al op jonge leeftijd politiek actief op de linkervleugel van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP).

Na een stage bij de Volkerenbond in Genève treedt hij in dienst bij het persbureau, dat in 1934 met andere particuliere persbureaus fuseert tot het ANP. Als welingelichte journalist krijgt hij ook nieuws over het naziregime in Duitsland door, over het uitsluiten en vermoorden van Joden, maar opeenvolgende regeringen in Den Haag kozen voor censuur en wegkijken toen het op de misdaden aankwam.

In augustus 1939 verkiest de SDAP, waar Nunes Vaz lid van is, ook voor het negeren van de lawine. In ruil voor regeringsmacht kiest de partij ervoor om Hitler niet langer te ‘provoceren’ en toont ze, ook op de pagina’s van de aan haar gelieerde krant Het Volk, een ‘strikt neutrale opstelling’ tegenover het Derde Rijk.

De eerste redactievergadering van Het Parool
Nunes Vaz kan na zijn ontslag in mei 1940 terugvallen op zijn vriend Hans Warendorf, een advocaat en uitgever die hij vanuit zijn werk als chef-verslaggever bij het ANP had leren kennen.

Warendorf heeft vroeg oog voor Hitlers machtshonger en brengt het tijdschrift Das Neue Tage-Buch uit, een internationaal befaamd tijdschrift waarin wordt gewaarschuwd voor de nazi’s. Als Nunes Vaz door zijn ontslag in de financiële problemen komt en moeite heeft zijn moeder te kunnen onderhouden, steekt Warendorf een helpende hand toe. Voor zijn veiligheid vlucht Nunes Vaz uit zijn huis in Amsterdam-Zuid en huurt vanaf augustus 1940 een etage op Keizersgracht 524.

Op zijn kamer aan de Keizersgracht vindt in december 1940 de eerste redactievergadering van Het Parool plaats. In de zomer van 1940 trekt hij er met zijn fiets op uit, om nieuws te vergaren over de toestand in het land.

Maar er speelt meer voor Nunes Vaz. Vanaf de eerste dag van de bezetting krijgt hij te maken met de anti-Joodse maatregelen, doorgaan op dezelfde voet wordt hem onmogelijk gemaakt. En hoe erg hij zich ook afkeert van de socialistische discussies op de vierkante centimeter van de jaren dertig, in het aangezicht van een vijand die zich op zijn linkse en humanistische idealen en zijn leven hebben gericht gaat hij de strijd aan op een manier die hem het best past.

Het eerste Paroolproces
Nadat dertien opgepakte medewerkers van Het Parool op 5 februari 1943 op de Leusderheide werden gefusilleerd, wilde Nunes Vaz niets weten van het ontbinden van de verzetskrant. Hij wilde juist koers houden en ‘de geest van het verzet’ levend houden. Daar zat voor hem ook een persoonlijke kant aan, want door de toegenomen anti-Joodse maatregelen werd Nunes Vaz ook steeds meer bedreigd.

De antisemitische maatregelen volgen elkaar in het voorjaar en de zomer van 1942 in rap tempo op. In mei werden Joden gedwongen een gele ster met ‘Jood’ op hun kleding te dragen; Nunes Vaz weigerde. In Het Parool van 10 mei werd de ster ‘het symbool van de knechting van het Nederlandsche volk’ genoemd, een racistische scheidslijn die werd getrokken tussen Joden en niet-Joden met als doel om solidariteit en eensgezindheid te ondermijnen.

De Parooleditie van 14 juli was geheel gewijd aan de deportaties. Alleen al op de dag van verschijning werden bij razzia’s vijfhonderd Joden opgepakt. ‘Wie hulp kan bieden, maar dit nalaat maakt zich schuldig aan verraad’, staat prominent op de voorpagina.

Over het lot van de naar werk- en concentratiekampen in Polen gedeporteerde Joodse landgenoten maakt Nunes Vaz, de auteur van het stuk, zich geen illusies: in die kampen staan de gevangenen onder toezicht van de Duitse politie ‘zodaat helaas omtrent het lot dat hen daar te wachten staat geen twijfel mogelijk is’.

Joodse Raad
Nunes Vaz had een moreel kader als een meetlat: een strakke lijn tussen goed en fout. Vanuit die gedachte neemt Het Parool vanaf haar oprichting in februari 1941 ook de Joodse Raad onder vuur.

Zijn vriend Frans Goedhart, de oprichter van Het Parool, noemde de Raad toen al ‘een volkomen overbodig instituut’ en een werktuig in handen van de bezetter. In mei 1942 viel de redactie de Joodse Raad aan, omdat zij meewerkte aan de invoering van de isolatie van Joden van de rest van de samenleving.

Het Parool toonde begrip voor ‘de moeilijke positie’ waarin zij zich bevond, maar trok wel de pijnlijke conclusie dat zonder het uitgebreide administratieve apparaat – ‘dat de Joodsche Raad zelf heeft ingesteld en in stand houdt’ – de door de Duitsers uitgedachte anti-Joodse maatregelen juist zeer efficiënt konden worden uitgevoerd.

Maar wie denkt dat Nunes Vaz zijn scherpste pijlen richtte op de Joodse Raad heeft het mis. Want waar de leden van de Raad angstig waren voor het antisemitisme van de nazi’s en vanuit gevaar voor eigen leven meewerkten aan hun eigen ondergang, was hij strenger voor de passieve en vooral rijke Nederlanders die toekeken hoe duizenden van landgenoten werden opgejaagd, afgezonderd en afgevoerd.

Ondergedoken in Wageningen
Zijn socialistische inborst spreekt als hij in de krant van 14 juli 1942 een vlammende en bijtende oproep doet om deuren te openen voor de onderduik: ‘Thans kan geen ontwijken meer geduld worden van de verantwoordelijkheid, die ons Nederlanderschap ons oplegt.’

Nunes Vaz is trots op ‘de kleine menschen’ die hun huis openstellen, maar vol verwijten tegen ‘grote groepen bemiddelde Nederlanders’ met comfortabele woningen en ‘grote hamstervoorraden’ die de deur dichthouden ‘voor de vervolgden, die door hun toedoen gered zouden kunnen worden.’

Uit de woorden van Nunes Vaz sprak ook dankbaarheid richting Pierre en Jeanne Helderman, een echtpaar dat aan de Paroolredacteur onderdak verleende. Vanaf de invoering van de Jodenster zat Nunes Vaz ondergedoken in een villa in Wageningen, met de naam J. Vos op zijn valse identiteitsbewijs.

Schuilnaam zorgt niet voor bescherming
In oktober 1942 komen de Duitsers hem door infiltratie en verraad op het spoor, 27 oktober wordt hij gearresteerd. Zijn schuilnaam heeft hem niet kunnen beschermen. Een week later wordt Nunes Vaz overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen, waar hij verder wordt verhoord. Daar zwijgt hij over zijn verzetsdaden, om zijn collega’s niet verder in gevaar te brengen.

Nunes Vaz wordt door de Duitsers gestraft omdat hij weigerde een Jodenster te dragen: in maart 1943 wordt hij op transport naar Westerbork gezet. Zijn verblijf daar is kortstondig: op 10 maart vertrekt de trein naar Sobibor, waar hij drie dagen later wordt vergast. Zijn moeder Daatje Nunes Vaz-Kinsbergen wist niets van zijn lot en wordt binnen een maand in hetzelfde vernietigingskamp vermoord.

Deze publicatie is onderdeel van een reeks portretten ter gelegenheid van het 85-jarig jubileum van de Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen. Stichting Democratie en Media en Het Parool, opvolger van de Nieuwsbrief, publiceren een aantal portretten van sleutelfiguren die de verzetskrant draaiende hielden. Niet alleen om de herinnering aan het verleden in leven te houden, maar ook om het hedendaagse belang van een vrije pers te benadrukken.

delen: