sluiten

Maxim Februari: ‘Laten we het eens over de actualiteit hebben’

Op de langste dag van het jaar kwamen honderd invloedrijke mensen uit Nederlandse journalistieke media samen op het evenement Media voor Democratie, georganiseerd door SDM. Een van de sprekers was rechtsfilosoof Maxim Februari, die naderhand zijn woorden op papier zette.

Tekst: Maxim Februari

In de week na het SDM Event werd ik wakker met een gedachte over het woord woke. Het is fijn als mensen wakker zijn, dacht ik, maar je zou willen dat ze nog wakkerder zouden zijn, nog uitgeslapener, en dat de woke mensen niet zo slaperig in de emancipatiethema’s van de twintigste eeuw zouden blijven hangen, maar eindelijk in de gedigitaliseerde eenentwintigste eeuw zouden aankomen.

Dat van dat wakker worden denk ik al langer. Dit jaar lees ik met een Weens vertalerscollectief Een winteravond in Ufa van de Deense schrijfster Inger Christensen. Het toneelstuk stamt uit 1986 en de kernboodschap ervan is (1) dat de wereld zal overstromen ten gevolge van de klimaatverandering en (2) dat de samenleving zal worden geprogrammeerd, gecodeerd, door computers. Het stuk lijkt in 2024 of 2029 te zijn geschreven, maar is dus al bijna veertig jaar oud.

We weten het allemaal allang, dat van de klimaatverandering weten we al een eeuw, dat van de digitalisering al een halve eeuw, we reageren er alleen niet op. Pas als het te laat is: dan heet het nieuws en worden de nieuwsredacties wakker.

Dit is geen verwijt aan de serieuze journalistiek, het is een beschrijving van haar rol en positie. Als schrijver kun je problemen in de verte aan zien komen, maar zolang iets geen nieuws is, is het geen nieuws.

We zijn op 21 juni 2024 bij elkaar gekomen om te kijken naar de chaos van het ogenblik, omdat die nu eindelijk nieuws is: alles wat ik er hier over zeg heb ik keurig deze zomer uit de pers vernomen.

Democratie

Eerste nieuwsfeit: de democratie raakt uit de mode. In juni somde de NOS de recente onderzoeken nog weer eens op waaruit blijkt dat jongeren de democratie niet langer vertrouwen. Wereldwijd ziet een derde van de jeugd wel iets in een dictatuur, in Europa gelooft nog maar de helft in democratie. Die werkt volgens hen te langzaam en heeft te weinig slagkracht in crisistijd. Te veel problemen, te weinig power: jonge mensen verlangen een radicalere aanpak. Niet alleen ter rechterzijde, ook ter linkerzijde.

En de jongeren staan hierin niet alleen. Een paar jaar geleden heb ik als columnist uitspraken verzameld van bestuurders die zeiden vanwege de haast en de crises het liefst om bestaande procedures voor wetgeving heen te werken. Toen ik het verschijnsel dieper bestudeerde, stuitte ik op de term government by emergency, besturen met beroep op noodgevallen. Condoleeza Rice, oud-minister van Buitenlandse Zaken van de VS, heeft het autoritaire jaloezie genoemd, authoritarian envy, het verlangen naar de stootkracht van de dictator. Een paar jaar geleden klonk dat nog als een verwijt van haar kant; inmiddels staat de autoritaire, dictatoriale jaloezie midden in de samenleving. Democratie is min of meer passé.

De SDM heeft de beroepsgroep bijeengebracht om te kijken hoe journalistiek haar onmisbare rol – zo staat het in de uitnodiging – in de democratie kan blijven spelen. En, ja, dat is een urgent onderwerp, maar als de journalistiek haar positie in de democratie wil heroveren, dan moet ze dat doen vanuit het besef dat de democratie zelf aan het schuiven is en dat ze dus onherroepelijk meeschuift. Ze zal moeten uitvogelen in welke volstrekt nieuwe en ongewisse situatie ze nu haar onmisbare rol moet gaan spelen.

Over die rol zo verder. Eerst de rechtsstaat.

Maxim Februari tijdens Media voor Democratie op 21 juni 2024. Foto: Anne van Zantwijk


Rechtsstaat

Tot voor kort, in de oude situatie, was de rechtsstaat een correctie op de democratie: je kon rechtsbeginselen inroepen als correctie op meerderheidsbeslissingen. Maar de rechtsstaat speelt die rol ook niet meer vanzelfsprekend.

Het tweede nieuwsbericht dat ik recent opdook ging over het rapport van de Staatscommissie Rechtsstaat. Niet alleen gelooft de bevolking niet meer volop in democratie, er is ook crisis in de staat, een vertrouwenscrisis tussen burger en ongenaakbare overheid. De staatscommissie hoopt op herstel, maar ik heb mijn twijfels.

In maart had De Groene een interview met – inmiddels – minister-president Schoof. ‘Rechtsstaat en democratie zijn altijd aan verandering onderhevig’, zegt hij daar. We weten van de minister-president dat hij zelf regelmatig om de rechtstaat heen heeft gemanoeuvreerd met een beroep op veiligheid – government by emergency – en die aanpak bestendigt hij in dit interview in De Groene.

De rechtsstaat verandert, zegt hij: ‘We kijken bijvoorbeeld rond terrorismewetgeving anders aan tegen privacy en vrijheid dan twintig jaar geleden.’ Met andere woorden, we kijken anders aan tegen rechtsbescherming dan twintig jaar geleden. Veiligheid krijgt voorrang op de rechtsstaat en verandert die daarmee ingrijpend.

In juli benoemt presidentskandidaat Donald Trump plotseling J.D. Vance als running mate. Vance ziet weinig in democratie en rechtsstaat. Hij is in de politiek terechtgekomen via zijn mentor Peter Thiel, lees ik in de kranten, en die Peter Thiel kennen we al wat langer van zijn weidse technocratische ambities.

‘”Ik geloof niet langer dat democratie en vrijheid samen kunnen gaan”, schreef Thiel al in 2009 in een libertair tijdschrift. Hij paart sindsdien zijn libertaire retoriek met ogenschijnlijk tegenstrijdige investeringen in bedrijven die de overheid helpen haar burgers en vijanden te controleren. Het surveillance-bedrijf Palantir is daarvan het grootste, met het Pentagon en het Israëlische ­ministerie van Defensie als klanten.’ (Michael Persson, VK, 20 juli 2024)

Dit is wat de technologische innovatie ons brengt: geen democratie, geen rechtsstaat, maar surveillance en datasturing. Geen politiek en recht, maar controle en dwang. ‘Ik zou erover kunnen uitweiden’, zeg ik op 21 juni bij de bijeenkomst van de Stichting Democratie en Media, ‘maar ik begin langzamerhand de dorpsgek te worden met mijn bespiegelingen hierover. In de journalistiek interesseert het helemaal niemand, dus ik houd erover op, ik wacht wel tot het te laat is en het nieuws wordt.’

Een paar weken later, in juli 2024, met de opkomst van J.D. Vance, lijkt het dan toch voorzichtig nieuws te zijn geworden. De journalistieke commentaren wijzen op de band tussen Silicon Valley en de radicaal-rechtse politieke agenda: technologische innovatie moet onbelemmerd doorgang vinden en het vertrouwen is niet langer gevestigd op de politiek, maar op dwang of zelfs geweld. Aan alles wat eventueel zou kúnnen gebeuren wordt de oorlog verklaard, wat inperking van vrijheidsrechten rechtvaardigt.

Dit is geen uitwas, dit is wat de 21e eeuw brengt aan verval van democratie en rechtsstaat.

Een onderzoeker van het VerkenningsInstituut Nieuwe Technologie van Sogeti schrijft in de Volkskrant dat technologische vooruitgang ‘vaak wordt geassocieerd met progressieve waarden’, maar dat technologie ‘in feite kan worden ingezet om regressieve en potentieel gevaarlijke politieke agenda’s te bevorderen.’

Het tekent de naïveteit van de afgelopen tien, twintig jaar dat innovatie inderdaad steeds met progressie is geassocieerd. Het tekent de huidige naïveteit dat het potentiële gevaar alleen bij radicaal-rechts wordt waargenomen.

De autoritaire jaloezie zie je overal opduiken. De rechtsstaat, die de democratie op koers moet houden, staat onder grote druk, vanuit een onverschillige overheid, vanuit een autoritair jaloerse overheid, vanuit rechts en links activisme, vanuit de technocratische lobby en vanuit het dictatoriale buitenland, dat op dit moment via de schakelkasten binnendringt.

Dus, tja, de rol van de journalistiek in de democratische rechtsstaat. Als je er van een afstand naar kijkt, zie je dat de pers zijn gezag kwijtraakt door precies dezelfde oorzaken waardoor het stelsel in zijn geheel wankelt. Het afnemend gezag van de journalistiek is een symptoom, een exponent van het wankelen van democratie en rechtsstaat. Alle beslissingen, maar ook alle informatiestromen, gaan nu buiten de instituties om.

Informatie

Het is tijd het hierover te hebben. Onze intellectuele cultuur staart zich blind op de geschiedenis: in alle boekenbijlagen en debatten heet je een groot intellectueel als je de 20e eeuw kunt navertellen. Maar we zijn niet meer in de 20e eeuw, we zijn in de 21e aangekomen. Er zijn computers.

Het is verontrustend dat in politieke analyses van vooraanstaande opinieleiders nog steeds geen enkele aandacht wordt besteed aan de nieuwe ontwikkelingen en het is nog verontrustender dat we die analyses serieus blijven nemen. Wordt wakker, er gebeurt van alles in Silicon Valley.

Er gebeurt van alles, en het goede nieuws is: dat is ook razend interessant. Intellectueel is er althans veel spannends te beleven in de huidige situatie, waarin alles verandert, het bestuur, het recht, de machtsverhoudingen, de manier waarop informatie ontstaat en wordt gedeeld.

Voor de journalistiek is het spannend dat ze niet alleen over deze situatie moet berichten, ze bericht ook vanuit de situatie en ze wordt erdoor beïnvloed. Die invloed gaat oneindig veel verder dan de aantasting van werkgelegenheid door ChatGPT. De onzekerheid, de systeemveranderingen en de daarmee gepaard gaande onrust die alle instituties treffen, treffen ook de journalistieke media. Het is lastig te bedenken hoe ze gezag kunnen herwinnen.

Een goede eerste stap is misschien de erkenning dat informatie tegenwoordig online breed wordt gedeeld buiten de oude media om. Door de brede online beschikbaarheid van informatie zijn de 20e -eeuwse wetenschapskritische en kenniskritische vragen in de 21e eeuw op straat terechtgekomen.

Letterlijk.

Tijdens de bijeenkomst op 21 juni hebben we een filmpje kunnen zien waarin Roel Maalderink op straat sprak met voorbijgangers: gevraagd naar hun vertrouwen in de journalistiek uitten ze interessante en terechte twijfels over betrouwbaarheid van kennis. De twijfels kwamen direct en onveranderd vanuit de wetenschap zelf; het zijn ook precies de twijfels waaraan de journalistiek haar bestaansrecht ontleent.

Zo spraken meerdere voorbijgangers in het filmpje de zorg uit dat we niet weten wat we wel zouden moeten weten. En dat is zo. Kennis wordt soms inderdaad verdoezeld, vanwege belangen en geheimen. Je kunt in hoongelach uitbarsten over de complottheorieën van de voorbijgangers, je kunt ook gewoon toegeven dat ze gelijk hebben.

Bruno Latour heeft in de vorige eeuw onvermoeibaar gewezen op belangen die schuilgaan achter wetenschappelijk onderzoek. Wetenschapshistoricus Robert Proctor heeft ooit een bekend voorbeeld gegeven van tegenwerking in zulke onderzoek: de studie naar de werking van tektonische platen is lange tijd stopgezet, omdat gegevens door de overheid als geheim waren geclassificeerd, vanwege oorlogsvoering onderzee.

Het is simpelweg zo: we weten niet alles wat we willen of moeten weten.

Door de verspreiding van informatie vind je kritische vragen daarover nu terug in straatinterviews. Dat is mooi. Het lijkt me een gelukkige basis voor gesprek tussen voorbijgangers en journalisten.

Agenda

Andere dingen weten we dan weer wél en die hoeven we juist niét te weten. In het filmpje hoorde je een vrouw mopperen dat ze geen behoefte had aan verhalen over jongens die meisjes willen worden en andersom. Ze wilde andere dingen weten. Ze wist niet welke, omdat ‘jullie ze niet vertellen’. Deze vrouw heeft mijn sympathie.

Het transgender-dossier ken ik bovengemiddeld goed en ik heb de journalistieke berichtgeving hierover met dezelfde verbijstering gevolgd als een deel van het algemene publiek. Ik zag de trans-kwestie onlangs weer voorbijkomen als een van de ‘grote kwesties van onze tijd’. Terwijl ik toch echt denk dat de woningnood, de verzakking van Nederland en de dreiging van oorlog zonder uitzondering grotere nationale kwesties zijn. Het transonderwerp interesseert de mevrouw niet en daar heeft ze groot gelijk in.

Transmensen zijn door de serieuze journalistiek de afgelopen tien jaar gebruikt als clickbait. En als dictatorbait. Kijk ons eens ruimdenkend zijn! Ja, fantastisch, gefeliciteerd. De ellende is dat de terechte ergernis van het publiek daarover neerslaat op de hoofden van de t-mensen. Ik neem de pers dat niet in dank af.

De afgelopen tijd voer ik daarnaast zorgelijk veel gesprekken met mensen ter linkerzijde van het politieke spectrum die enerzijds dogmatisch teder doen over de spatie tussen ‘trans’ en ‘mensen’ – omdat trans mensen namelijk diep, diep, diep gekwetst raken als je ‘transmensen’ schrijft – en die tegelijkertijd geweld verheerlijken (‘geweldloos verzet werkt niet’) en met een verveeld gebaar de rechtsstaat opzijschuiven (‘ik geloof niet in de rechtsstaat’).

Ik denk dat de verhoudingen hier zijn zoekgeraakt en dat geldt ook voor de aandacht van de journalistiek voor modern-linkse standpunten over rechtsbescherming.

Kennisproductie

Wat weten we wel en wat weten we niet? Waar gaat het wel over en waarover niet? Dat vragen mensen zich op straat af.

De pers heeft nogal eens de neiging zichzelf uit pure zelfvertedering op te werpen als hoeder van de feiten. Maar er zijn, zoals u weet, geen feiten. Die worden, net als data, geproduceerd, ze zijn het resultaat van selectie, keuzes, definities etc. Wat willen we wel weten en wat niet? De journalistiek kiest gebeurtenissen en maakt er nieuwsfeiten van.

Nieuw in de 21e eeuw is dat er kennis en feiten worden geproduceerd door datasystemen. Vanuit het perspectief van zoekmachines en sensoren zijn wij data, en de verwerking van ons gedrag gaat gepaard met een kennisclaim: Facebook kent je beter dan je geliefde. J.D. Vance-mentor Peter Thiele claimt, net als het World Economic Forum, met behulp van data en een dashboard straks alle wereldproblemen te kunnen oplossen.

Dit nieuwe punt gaat ver, ver, ver voorbij aan zorgen over nepnieuws en banenverlies door ChatGPT. Dit politieke punt gaat om de fundamentele claim van technologiebedrijven dat ze kennis leveren: kennis op basis waarvan de wereld bestuurd kan worden. Hierdoor wankelen niet alleen democratie en rechtsstaat, maar ook de instituties die werken met informatie en kennis, zoals de journalistiek.

En ook op dit punt zal de journalistiek een positie moeten innemen: wat biedt een redactie in onzekere tijden anders (en meer) dan een dashboard?

Zelf denk ik dat het voordeel van de journalistiek erin ligt dat ze niet zoals een datasysteem over de mensheid op straat heendendert: ze kan ermee in gesprek. Het feit dat redacties mensen zijn, die luisteren, praten, ademen en aangeraakt kunnen worden, zal nog een gigantische pre blijken te zijn. Mits de redacties inderdaad dat gesprek aangaan.

De kennisfilosofische belangstelling op straat biedt hier kansen: ik denk dat je de gedeelde fascinatie voor wat we wel en niet (kunnen) weten kunt gebruiken voor een echt 21e -eeuwse journalistiek. De nieuwe wankele situatie vereist dat we opnieuw met elkaar afspreken wat je beschouwt als betrouwbare kennis en wie je vertrouwt met het onderzoek daarnaar.

Tot slot

Wat moet u maandagochtend nu als eerste doen? Dat wilt u horen en dat wil heel Nederland horen. Het is een teken van autoritaire jaloezie: vertel ons wat we moeten doen, grote leider. Helaas, ik weet niet wat u maandagochtend als eerste moet doen.

Ik weet wel dat we wakker moeten worden in deze 21e eeuw waarin, zoals de minister-president zegt, democratie en rechtsstaat ‘aan verandering onderhevig zijn’.

 

Dit is een bewerkte versie van de tekst die Maxim Februari uitsprak tijdens het evenement Media voor Democratie op 21 juni 2024.

delen: