sluiten

Lotfi El Hamidi: ‘Het doel om een diverse redactie te worden, is per definitie ongemakkelijk’

Als journalist moet je jezelf en de wereld kritisch blijven bevragen, vindt journalist en schrijver Lotfi El Hamidi. Hij verliet NRC en is weer terug bij De Groene. ‘Je moet niet je principes opofferen omdat het niet past bij de verkiezingsuitslag.’

Tekst: Or Goldenberg

Toen Lotfi El Hamidi zag dat mensen met een biculturele achtergrond nadrukkelijk gevraagd werden om te solliciteren op het Martin van Amerongen fellowship, deelde hij de vacature op sociale media. Twee redacteuren van De Groene Amsterdammer stuurden hem een berichtje: waarom probeerde hij het niet zelf? Hij dacht: nu jullie het zeggen, why not? ‘Ik was bijna dertig, het voelde als nu of nooit.’

Het fellowship biedt jong journalistiek talent met een biculturele achtergrond de kans om het vak te leren door een jaar mee te werken op de redactie van De Groene Amsterdammer. Dit programma wordt gesteund door Stichting Democratie en Media met als doel om de diversiteit in Nederlandse journalistieke media te vergroten 

Zo’n tien jaar geleden kregen redacties volgens El Hamidi door dat ze iets moesten doen aan hun diversiteit om geloofwaardig te blijven voor hun publiek. ‘Soms denk je dat zo’n baan je wordt gegund door je achtergrond. Maar, so what? Uiteindelijk moest ik me toch bewijzen, stukken leveren. Ik onderschatte niet hoe belangrijk een naam boven een stuk is.’ 

Als student had hij al een abonnement op De Groene. ‘Later zag ik steeds de naam Hassan Bahara boven stukken en voelde ik een soort trots. Het kán. Met zo’n naam kun je dus ook zulke grote stukken schrijven in een toonaangevend weekblad. Vroeg of laat komen jongens en meisjes in aanraking met een krant en dan kunnen ze ook denken: journalist worden kan ook met zo’n naam. Dat is niet iets wat “andere mensen” doen.’ 

Het fellowship bleek een springplank. Na vijf jaar fulltime bij NRC te hebben gewerkt, onder meer als chef opinie, is El Hamidi weer terug bij De Groene Amsterdammer. Zijn vertrek ging niet stilletjes: zijn afscheidsstuk deed flink wat stof opwaaien, waarover later meer.

Na zo’n traineeship krijgen mensen met een biculturele achtergrond niet per se een baan.

‘Dat is niet alleen in de journalistiek zo, maar ook bijvoorbeeld bij de politie of andere organisaties. Werven lukt wel. Er komen nieuwe gezichten binnen, maar tegelijkertijd verdwijnen oude gezichten. Het valt op dat het geen duurzame investering is. Iedereen vecht om dezelfde plek, maar journalistieke organisaties moeten meer lef tonen. Tóch met een extra potje een plek gunnen aan iemand met een ander perspectief of andere vaardigheden dan anderen.’

Bracht jij zo’n ander perspectief als fellow?

‘Zeker. Iedereen voegt iets toe tijdens een vergadering, maar ik merkte dat namen waar ik mee opgegroeid ben, hier onbekend zijn. Zoals de Syrische dichter Nizar Qabbani. Ook de wijk in Rotterdam waar ik vandaan kom, brengt een andere leefwereld naar de redactie. Mijn ervaringen en inzichten hebben anderen niet. Dat andere perspectief komt ook door de rits aan opleidingen die ik gevolgd heb. Ik heb heel veel niet afgemaakt en lang rondgedwaald op het mbo, waar ik echt doodongelukkig was. Studeren was een bevrijding voor mij. Ik leerde denken en mezelf ontplooien. Er gingen werelden open. In zekere zin was schrijven dat ook.’ 

Een bevrijding?

‘Ik groeide op in de jaren 2000 met alles wat er toen gebeurde en ik kon er geen touw aan vastknopen. Ik had meer emoties dan wijsheid. Dan hoorde ik iets over integratie of de islam en wilde ik iets terugkaatsen, maar ik had de woorden niet om dat te doen. Toch maakte ik het heel bewust mee en niet alleen omdat ik wist dat dit over mij en ‘ons’ ging, maar ook omdat ik echt een newsfreak was. Ik las alles, keek alles, volgde alles – en ik vergat niks. 

Toen ik bij De Groene begon, voelde het als meant to be. Ik vond ineens de woorden om op papier te zetten; het was bijna magisch. Sinds ik in de journalistiek ben begonnen, voelt het alsof het mijn beurt is. Er waren zoveel dingen aanwezig in mijn hoofd, maar ik had niet het podium om te praten of schrijven. Nu ben ik er, zijn we er, en brengen we een perspectief naar voren dat voorheen ontbrak, alsof er nog appeltjes te schillen zijn. Daarna kunnen we weer verder. 

Het klinkt heel sentimenteel, maar ik knijp in mijn arm dat ik hier zit – of dat nu bij NRC of De Groene is. Het is niet vanzelfsprekend. Het scheelde niet veel of ik was niet gaan studeren. Dan was ik nu manager bij een supermarkt. Niks mis mee, maar niet wat ik ambieer. In een alternatieve werkelijkheid was mijn vader in Marokko geworden wat ik nu ben: historicus, schrijver. Dat kon toen niet. Het is de tragiek van het leven dat het niet loopt zoals je droomt. Het hangt van toevalligheden aan elkaar.’

Impliciet – maar ook expliciet – ben je in je afscheidsessay van NRC best kritisch. Waarom?

‘Het is vreselijk om te zeggen, maar het intellectuele journalistieke gesprek wordt niet echt gevoerd. De gesprekken blijven oppervlakkig. Iedereen zit vol emoties en sentimenten. Die hebben een uitlaatklep nodig en dan kunnen we weer verder met werken. Alsof dat niet onderdeel is van het werk. Dat valt mij tegen. De krant is geen kritiekloos doorgeefluik. Die heeft beginselen, staat ergens voor, heeft een signatuur. En dat ontbrak de afgelopen vijftien maanden. Bij de oorlog in Gaza, maar ook als het ging over de politieke constellatie in Nederland, in Europa, in het Westen. Waarom hebben we het daar niet over? Ik zeg niet dat de krant iets moet doen wat past in mijn straatje of visie, maar reflecteren we genoeg? Zijn we zelfkritisch? Of denderen we als een trein door? Het dagbladritme is heel dwingend. Er zijn geen pauzes om het er écht over te hebben.

Noem het maar het Fortuyn-trauma, maar er wordt nog altijd gesproken over het voldoende bedienen van de rechtse lezers. Staan er genoeg rechtse geluiden in de krant? Dan wordt er gekeken naar columnisten en of ze niet allemaal inwisselbaar links-progressief of liberaal zijn. Daar moet dan toch echt een rechts geluid tussen zitten. Maar waarom moet dat? Komt rechts iets tekort? Zijn ze niet aan de macht? Hebben ze niet hun eigen kanalen waarop ze luidruchtig genoeg zijn? Er wordt ook geloofd in een doelgroep die niet bestaat: een redelijk rechts type dat staat voor de rechtstaat en de democratie. Klassiek liberaal-rechts. Maar dat is niet het rechtse geluid waarnaar gezocht wordt; het moet anti-woke zijn, klimaat-sceptisch, brandstof voor een schijnpolarisatie.

De krant zegt wars te zijn van groepsdenken en heel liberaal uit te gaan van het individu. Maar dat verraadt júíst dat groepsdenken. Geluiden worden afgebakend: dit is woke, dit is D66, dit is rechts van de VVD, dit is anti-woke, dit is reactionair. En al die geluiden mogen er zijn. Dan vraag ik me af: is het de taak van de krant om al die geluiden in de samenleving een plekje te geven? Ik werd uitgenodigd voor een dubbelinterview over polarisatie met als centrale vraag hoe je samen door één deur kunt als je uiteenlopende maatschappelijke visies hebt. Maar wíl ik wel door één deur met mensen die zeggen dat ze “minder van mijn soort” willen? Je kan van mening verschillen over urban planning, over meer of minder ruimte voor de auto. Maar over meer of minder Marokkanen? Dat is geen debat. Dit verliest de krant uit het oog; de dingen waar je echt van mening over kunt verschillen of over van perspectief kunt wisselen. Ik voel me er niet comfortabel bij dat alles wordt platgeslagen tot een alles-of-nietsdiscussie. Dan geef je populisten precies wat ze willen. 

Het doel om een diverse redactie te worden, is per definitie ongemakkelijk. En dat is niet erg, dat is juist de bedoeling. Dat is de polarisatie die we wél nodig hebben – als er maar een gesprek is. Kijk, de redactie is als de dood voor activisten: dat je mensen binnenhaalt die “klimaatcrisis” roepen of “racisme”. Met andere woorden, ze zijn bang om voor woke versleten te worden. Daardoor voelde ik me er iets minder thuis dan toen ik daar in 2017 begon. Juist de krant moet zelfverzekerd zijn en trouw blijven aan haar beginselen. Het is geen gestolde identiteit, maar wel een houvast. Je moet niet je principes opofferen omdat die niet passen bij de verkiezingsuitslag. De taak van de krant is om te verheffen, te onderwijzen en te emanciperen. Maar ik zie een heel onzekere krant die bang is om tegen schenen te schoppen of mensen voor het hoofd te stoten. Daar voel ik me niet prettig bij.’

De Groene is wel een bubbel. Hoe wenselijk is het als journalistieke media vooral hun eigen ideologische achterban bedienen? 

‘Sinds wanneer is ideologie een vies woord? De Groene is er voor iedereen die geïnteresseerd is in de wereld. Als dat een bubbel is, dan zit ik er graag in. En ik geloof niet dat De Groene een achterban “bedient”. Er wordt nooit gezegd dat de Telegraaf-lezende, SBS-kijkende Nederlander in een bubbel zit, maar intellectuelen wordt steeds weer een complex aangepraat. Het anti-intellectualisme tiert welig. Dan is het fijn om een bastion als De Groene te hebben.’

Ben je opgelucht om terug bij De Groene te zijn?

‘Behoorlijk. Als studeren een bevrijding was, dan is dit er ook weer een. Het is een warm bad, een kleinschalige huiskamer. Er is meer ruimte en tijd om te reflecteren dan bij de krant. Ik moet mezelf weer gaan herontdekken.’

Foto: Merlijn Doomernik

Andere fellows uit het Martin van Amerongen fellowship

Yaghoub Sharhani

Yaghoub Sharhani – werkt drie dagen bij De Groene en twee dagen bij de NTR, begon het Fellowship in 2022

‘Vóór het fellowship schreef ik vooral in het Arabisch en Perzisch, waarin journalistiek schrijven heel feitelijk is. Ik beheerste toen de Nederlandse schrijfstijl en manier van storytelling nog niet. Dat leer ik echt bij De Groene. Het fijne – en luxe – aan het fellowship is dat je niet bij een redactie wordt ingedeeld, maar kunt variëren in de verhalen die je schrijft. Soms schrijf je binnenlandverhalen, soms buitenlandverhalen, soms een onderzoek of essay. Ik heb alles geprobeerd en dat doe ik nog steeds. Daar leer ik veel van en het is ook nog heel erg leuk. Er wordt meteen van je verwacht dat je stukken schrijft en deadlines haalt, maar als fellow begin je met minder verwachtingen dan bij een gewone redacteur. Ik heb in de eerste paar maanden echt de tijd kunnen nemen om de redactie te ontdekken.’

Zoran Bogdanovic

Foto: Michiel Bles

Zoran Bogdanovic – fellow in 2019, werkt nu bij Trouw

‘Ik was gek op De Groene en ik wilde ook schrijven over de grote lijnen en over waarom mensen doen wat ze doen. Ik begon met een stage. In die tijd startte ik ’s ochtends met mijn handen in de luiers bij een afvalverwerker om rond te kunnen komen en werkte ik ’s middags op de redactie. 

Mijn mannelijke familieleden zaten in het Bosnisch-Servische leger. Dat leger pleegde genocide. In mijn familie en geboortestad wordt daarover gezwegen, alsof het niet is gebeurd. Het werd mijn grote debuut voor het blad. 

Na mijn stage werkte ik op andere plekken om meer ervaring op te doen, voordat ik werd aangenomen als fellow. Dat was mijn eerste serieuze stap in de journalistiek. Ik heb veel geleerd van collega’s – iedereen is supergoed en ervaren. Het is een plek met ruimte voor meerdere perspectieven en verdiepende lagen. Met De Groene op je cv wordt het daarna makkelijker om freelance opdrachten binnen te halen.’

Munganyende

Foto: Coco Olakunie

Munganyende  fellow tussen 2023-2025

‘Ik was als freelancer gewend om autonoom verhalen te maken. Daardoor kende ik de maakbaarheid van verhalen, maar niet de maakbaarheid van urgentie. Op een redactie bepaal je dat samen, in overleg. Dan zie je ook hoe je collega’s dat doen, en daar leer je van.

Essayistiek is mijn basis als schrijver, dus ik richtte mijn fellowship in vanuit hoofdzakelijk kunstredactioneel perspectief, waardoor ik ondervond hoe belangrijk het werk van een kunstredactie is. Het zijn de verhalen van de lange adem en van het anders kijken. Van het minder blote oog. Het zijn de verhalen achter het nieuws, die troosten, vertragen. Die blik werkt in op de verbeeldingskracht van andere afdelingen, het dwingt de redactie om anders te kijken. Je denkt als kunstredacteur vanuit andere referentiekaders. We hadden bijvoorbeeld een special over Amerika, en toen dacht ik meteen aan een beeldende kunstenaar. Daar ligt de verrijking’.

Hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer Xandra Schutte over het fellowship:

‘Het belang van het fellowship is met name dat wij de gelegenheid hebben om bijzondere mensen toegang te geven tot de journalistiek. Ze hebben een andere achtergrond: iemand die is gepromoveerd of lang ambtenaar is geweest, mensen met een migratieachtergrond of literair schrijvers. Het brengt een andere blik en dat is heel waardevol, ook voor de redactie. De Groene is een kleine redactie zonder veel wisselingen, maar met het fellowship komen er steeds andere mensen aan tafel die andere perspectieven brengen. Dat gaat veel verder dan alleen de stukken die worden geschreven: er komen zo ook veel nieuwe ideeën en gesprekken. Zo raakt ook de redactie niet vastgeroest.’

delen: