sluiten

Simon Carmiggelt was vanaf het begin betrokken bij verzetskrant Het Parool: ‘Na de dood van zijn broer Jan veranderde alles’

Tijdens de Duitse bezetting regelde Simon Carmiggelt het drukproces van Het Parool. Na de oorlog bleef hij de krant trouw en schreef hij duizenden columns onder de naam Kronkel. Zijn wekelijkse voordracht op televisie maakte van hem een van de geliefdste schrijvers van Nederland. Maar het stelde volgens Carmiggelt allemaal weinig voor vergeleken met zijn ‘zinrijke werk’ voor het verzetsblad in oorlogstijd.

Tekst: Peter de Brock

Ooit kreeg hij het verzoek van uitgever Bert Bakker een lang persoonlijk verhaal over de oorlog te schrijven, voor publicatie in literair tijdschrift Maatstaf. Aan dat verzoek kon Simon Carmiggelt (1913-1987) echter geen gehoor geven. ‘De paar motieven die zich leenden voor een complete flashback, zijn in de krant verbruikt,’ schreef hij aan Bakker. Liever ging hij op zijn oorlogsherinneringen niet te diep in, uit angst voor wat er daarmee verder boven zou komen. Zoals over die benauwde dagen in het voorjaar van 1945, in het Amsterdamse Huis van Bewaring aan de Weteringschans.

Bij een razzia was Carmiggelt in de val gelopen, met in zijn tas kopij, drukproeven en een exemplaar van Het Parool. Toen hij na een paar dagen werd verhoord, lag op tafel echter alleen de verzetskrant – van de kopij en drukproeven geen spoor. Door onnozelheid voor te wenden wist hij zich vrij te praten.

“Dat verblijf in één cel met twee andere opgepakte jongens heeft enorme impact op hem gehad,” denkt ook zoon Frank Carmiggelt (1942), die de bloemlezing De oorlog in stukjes samenstelde met de krantencolumns van zijn vader over de bezettingsjaren. Veel stukjes zijn het niet, de meeste dateren van na de bevrijding. “Mijn vader was veel te druk met het regelen van het drukproces van de verzetskrant. Aanvankelijk in Den Haag, later ook in Amsterdam.”

Hoewel Simon Carmiggelt tijdens de oorlog slechts enkele stukjes schreef, beschouwde hij de productie van de verzetskrant als veruit het belangrijkste werk van zijn lange journalistieke carrière.

Opgepakt bij razzia
Op dinsdagen leverde Carmiggelt onder zijn schuilnaam Dick van Schoonhoven de kopij aan bij drukkerij Jesse aan de Nieuwezijds Voorburgwal. De kopij of drukplaten werden vaak in de kinderwagen vervoerd, onder het matrasje van de kleine Frank. “Dat weet ik alleen door verhalen van anderen,” verontschuldigt Frank Carmiggelt zich. “Niet doordat ik het actief heb meegemaakt. Ik heb mijn ouders er nooit serieus over bevraagd. Hoogstens op komische wijze heb ik soms aangekaart dat ze mij ongevraagd lid van het kleuterverzet maakten.”

Op familiefeestjes mocht zijn vader schertsend wel even kort ‘over de oorlog zeuren’, maar maximaal tien minuten en tegen betaling. “Mijn zus had daarin de regie. Dan werd het al snel een onemanshow met een anekdote over het eten van bloembollen. Die verdomde oorlog speelde voor mijn ouders en hun vrienden een enorm grote rol. We respecteerden het wel, maar we gingen daar niet in mee. Voor ons jongeren was het gezeur van die oudjes.”

Ook het sporadisch oprakelen van zijn arrestatie voorafgaande aan het verblijf in het Huis van Bewaring werd al snel een scherts. Met dank aan het in Carmiggelts ogen komische tafereel van de arrestant achterop de bagagedrager van een agent, die hem vanaf het Rembrandtplein fietsend naar het cellencomplex aan de Weteringschans moet brengen.

Preventieve censuur
Als op 10 mei 1940 het Duitse leger Nederland binnenvalt, schrijft de destijds 27-jarige Simon Carmiggelt als toneelcriticus en columnist voor het dagblad Vooruit, de Haagse editie van sociaaldemocratische Het Volk. Op de redactie van Vooruit zit de schrik er na de Duitse inval goed in. “Wij waren een van de weinige dagbladen die al jaren met grote felheid tegen het fascisme hadden geschreven,” vertelde Carmiggelt in 1977 in de reeks radio-interviews voor de VARA met Tony van Verre.

Er gebeurt aanvankelijk niks. Wel moet de verantwoordelijke eindredacteur dagelijks bij de bezetter komen opdraven om te vernemen waar wel en niet over mag worden geschreven. Maar het opvallendste is dat de bezetter in die zomer van 1940 niet veel hoeft te organiseren, laat staan ingrijpen. Carmiggelt ziet dat de redacties zichzelf uit angst een soort preventieve censuur opleggen. “De journalisten gingen zelf al die dingen achterwege laten waarvan ze dachten, dat zullen die Duitsers vast niet goed vinden.”

Na de onvermijdelijke overname van de Arbeiderspers (uitgever van Het Volk) door de nieuwe machthebbers, nemen Simon en zijn broer Jan, economisch redacteur bij Het Volk in Amsterdam, ontslag.

Kamp Vught
Broer Jan Carmiggelt raakt betrokken bij de distributie van levensmiddelenbonnen voor onderduikers. Na verraad wordt hij op 17 juli 1943 gearresteerd, verhoord en na een kort verblijf in het Oranjehotel in Scheveningen overgebracht naar concentratiekamp Vught. Daarop smeekt vader Herman zijn jongste zoon Simon zijn verzetsactiviteiten te staken. Simon stelt zijn vader gerust, maar verzwijgt dat hij met zijn vrienden Jan Meijer, Ajé Noordam, Wim van Norden en Jaap Nunes Vaz al een half jaar betrokken is bij de Haagse uitgave van het illegale Parool.

Na het overlijden van broer Jan Carmiggelt, op 26 september 1943 in de ziekenbarak in kamp Vught, ziet Wim van Norden zijn vriend veranderen: “Simon was altijd een vrolijke Frans geweest die onbekommerd kon genieten. Hardheid of wraakzucht had hij niet in zich. Maar na de dood van Jan werd dat anders.”

De ter dood veroordeelde Parooloprichter Frans Goedhart, alias Pieter ’t Hoen, wist een maand eerder uit kamp Vught te ontsnappen. Het wordt de Haagse vrienden langzaam duidelijk dat de Duitse Sicherheitspolizei de verzetskrant steeds meer in het vizier krijgt. Wim van Norden verblijft uit voorzorg zo weinig mogelijk thuis, Jan Meijer zoekt de luwte op in Utrecht.

Versleten geldjas
Max Nord verhuist naar Amsterdam, naar een huis aan de Reguliersgracht 109 dat ook groot genoeg blijkt voor het onderbrengen van Simon en Tiny Carmiggelt en hun twee kinderen. En zo wordt het voormalige onderkomen van de Amsterdamse zedenpolitie onder de codenaam ‘Ispahaan’ het logeeradres en redactielokaal voor Paroolmedewerkers. Later kan ook buurpand 111 worden gehuurd, dat in 1944 na Dolle Dinsdag in allerijl is verlaten door een Duitse zakenman.

Tiny Carmiggelt groeit uit tot de spil van het huishouden én de redactie. Ze zorgt niet alleen voor eten voor alle logés op de Reguliersgracht, maar vermaakt als geschoold coupeuse ook de versleten geldjas waarmee Max Nord uitkeringen van het Nationaal Steun Fonds op onderduikadressen aflevert.

“Ik zeg dan ook altijd dat die beroemde geldjas van Max Nord eerder de geldjas was van Tiny Carmiggelt,” benadrukt Frank Carmiggelt. “Het gaat vaak over mijn vader, maar mijn moeder was overal bij betrokken. Het is absoluut een gemiste kans dat ik mijn ouders nooit het hemd van het lijf heb gevraagd. Ze hebben met hun werk voor dat illegale blaadje toch alles op het spel gezet.”

Legaal dagblad
Als op avond van 4 mei 1945 de BBC-radio het nieuws brengt van de capitulatie van alle Duitse troepen in Noordwest-Europa, is Simon Carmiggelt druk bezig met het in elkaar zetten van een extra bulletin van Het Parool. Op 5 mei komt de harde kern bijeen op de Reguliersgracht om het al eerder besproken scenario door te nemen hoe de krant een legaal dagblad kan worden.

Een dag later nemen Frans Goedhart, Jan Meijer, Wim van Norden en Simon Carmiggelt het Telegraafgebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal over. De daar nog aanwezige hoofdredacteur van de gehate Deutsche Zeitung in den Niederlanden en foute directeur en hoofdredacteur van De Telegraaf worden gesommeerd het pand te verlaten.

Terwijl zijn vrouw Tiny en zoon Frank om de hoek op de Dam delen in de feestvreugde, verzorgt Simon het zet- en drukwerk van de kopij van nummer 99 van Het Parool: het bevrijdingsnummer dat opende met de kop ‘De capitulatie is thans een feit’.

Van de 1050 gedrukte exemplaren worden er 540 verkocht. De rest van de oplage is waarschijnlijk door dolenthousiaste mensen uit de handen van de verspreiders getrokken.

Deze publicatie is onderdeel van een reeks portretten ter gelegenheid van het 85-jarig jubileum van de Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen. Stichting Democratie en Media en Het Parool, opvolger van de Nieuwsbrief, publiceren een aantal portretten van sleutelfiguren die de verzetskrant draaiende hielden. Niet alleen om de herinnering aan het verleden in leven te houden, maar ook om het hedendaagse belang van een vrije pers te benadrukken.

Lees hier ook de portretten van Frans Goedhart, Wim van Norden, Max Nord, Emmy Andriesse en Jaap Nunes Vaz.

delen: