
Emmy Andriesse (1914-1953), de fotografe van het jongetje met een pan voor zijn buik
De doffe, monotone pijn van de Hongerwinter zit dankzij allerlei zwart-witfoto’s diep in het collectieve geheugen over de Tweede Wereldoorlog. Emmy Andriesse was een van de fotografen die met een camera op pad ging om de ellende van de laatste oorlogsmaanden vast te leggen. Zij was onderdeel van een collectief, ‘Centraal Beeld Archief’ of ‘Nederland Archief’ genoemd, dat dankzij een tentoonstelling vlak na de bevrijding bekend is komen te staan als ‘De Ondergedoken Camera’.
Tekst: Teun Dominicus
Op 19 juni 1944 verkondigde Het Parool al het goede nieuws van de invasie van Normandië: ‘De invasie is begonnen – de vrijheid nadert.’ Na ruim vier jaar onderdrukking leek het een kwestie van enkele dagen, misschien weken voordat de nazidictatuur voorbij zou zijn. Als Parijs op 25 augustus wordt bevrijd, Brussel 4 september en Antwerpen de dag erna stijgt de vrijheidskoorts in het bezette Nederland.
De geruchtenmachine draaide op volle toeren. Op 5 september, de dag die de geschiedenisboeken is ingegaan als Dolle Dinsdag, vieren mensen feest op straat. In Rotterdam ging van mond tot mond dat Dordrecht was bevrijd, in Amsterdam deed het gerucht de ronde dat geallieerde tanks bij Halfweg waren. Duitsers en collaborateurs probeerden met tienduizenden tegelijk de benen te nemen.
De afloop is bekend. De opmars stokte onder de Rijn, de oversteek bij Arnhem was één brug te ver. Ter ondersteuning van de geallieerden had de regering in ballingschap een spoorwegstaking afgekondigd. Het stilvallen van voedseltransporten over het spoor was ingecalculeerd – de bevrijders stonden immers voor de deur. Als wraak voor het verzet bevroor Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart voedseltransporten naar het westen van het land. Bovenop de honger kwam de kou. Brandstof raakte op, en een heftige winter sloeg toe.
Gaarkeukens
De doffe, monotone pijn van de Hongerwinter zit dankzij allerlei zwart-witfoto’s diep in het collectieve geheugen over de Tweede Wereldoorlog. Iele enkels in afgetrapte schoenen, aan de linkervoet een groot gat. Bouwvallen waar het laatste brandbare materiaal uit werden gesloopt. Rijen voor gaarkeukens waar waterige soep werd uitgeserveerd. Een jongetje met een pan voor zijn buik. Hij is zo voor het oog niet meer dan vijf jaar oud. Zijn vingers klemmen de lege pan stevig vast, alsof hij bang is dat ook dit kostbare bezit hem wordt afgenomen. Emmy Andriesse maakte de foto vanuit haar eigen portiek op de Oudezijds Achterburgwal.
Andriesse was niet de enige die de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog met een camera in de weer was. Zij was onderdeel van een collectief, ‘Centraal Beeld Archief’ of ‘Nederland Archief’ genoemd, dat dankzij een tentoonstelling vlak na de bevrijding bekend is komen te staan als ‘De Ondergedoken Camera’. Het initiatief kwam van verzetsmannen Tonny van Renterghem en de in 1933 uit nazi-Duitsland gevluchte Joodse Fritz Kahlenberg. Het fotograferen was niet zonder risico, op fotograferen in publieke ruimte stond de doodstraf.
De in februari 1914 in een liberaal-Joods Haags gezin geboren Emmy Andriesse was een van de fotografen. Aan haar gelukkige jeugd kwam een abrupt einde toen in oktober 1929 haar moeder overleed aan kanker. Tegelijk met het persoonlijke leed kwam de economische neergang van de beurskrach in New York, waarmee de Grote Depressie zich aankondigde. Desondanks begon Andriesse in 1933 als student aan de reclameafdeling van de Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag. De kunstopleiding werd sterk beïnvloed door Bauhaus, de vernieuwende Duitse kunststroming die een radicale transformatie voorstelde van de wereld.
Spaanse burgeroorlog
Samen met enkele van haar medestudenten betrok zij in 1935 een ‘gemeenschapshuis’ in Voorburg, waar ze met circa vijftien mensen een commune vormen. Het was een komen en gaan van jonge kunstenaars en intellectuelen, gepolitiseerde wereldbestormers die utopische dromen najaagden en streden tegen het groeiende fascisme in Europa. De bewoners van de woongroep waren betrokken bij de Communistische Partij van Nederland (CPN) en stelden hun deuren open voor gevluchte Duitse communisten.
De Spaanse Burgeroorlog maakte veel los bij de woongroep: velen zetten zich in voor het Comité Hulp aan Spanje en meerdere huisgenoten van Andriesse vertrokken naar Spanje. Andriesse nam samen met Cas Oorthuys in de zomer van 1938 in Parijs deel aan de ‘Wereldconferentie tegen het bombarderen van open steden en van actie voor vrede’ van de Internationale Vredes-Campagne. Met de vernietiging van Guernica in april 1937 en de Japanse invasie van China in hetzelfde jaar werd de agressie van de fascistische regimes steeds duidelijker voor haar.
Andriesse verhuisde in 1937 naar Amsterdam, waar zij zich aansloot bij de antifascistische Bond van Kunstenaars voor Kulturele Rechten (BVKK). Als jonge fotograaf liep zij redacties af om haar foto’s te verkopen en publiceerde ze in verschillende bladen. Direct trad Andriesse toe tot het hoofdstedelijke artistieke milieu. Begin 1939 kreeg ze een relatie met Dick Elffers, een grafisch ontwerper die ze kende van haar tijd aan de Haagse kunstacademie. Door het bombardement op Rotterdam was hij op slag dakloos en dus trok hij aan het begin van de oorlog in bij Andriesse in Amsterdam. Aan het eind van het jaar leerde het paar Meik en Henny de Swaan kennen. Via hen kwamen ze in contact met het kunstenaarsverzet en de groep rondom het illegale blad De Vrije Katheder.
Persoonsbewijscentrale
Voor Andriesse was vanaf mei 1941 werken als persfotograaf niet meer mogelijk, omdat de nazi’s Joden uit de beroepsgroep sloten, een stap in het proces van uitsluiting en moord. Samen met Elffers gebruikte zij haar talent voor verzetswerk: ze gingen werken voor de Persoonsbewijscentrale van Gerrit van der Veen. Hij maakte valse identificatiepapieren en zij zorgde voor de pasfoto’s. Zelf had ze ook een valse identiteitskaart nodig, want als Joodse werd zij ook vervolgd. Vanaf 1943 dook zij toch onder.
Dankzij listig bedrog van fysisch antropoloog Arie de Froe – zelf betrokken bij De Vrije Katheder – werd Andriesse ‘ontjoodst’: hij vervalste haar afkomst waardoor zij voor ‘Ariër’ kon doorgaan. Weg met die vernederende gele ster op haar jasje. ‘Ontsterd’ kon Andriesse in 1944 weer terugkeren naar huis, waarna zij De Froe verder hielp met personen fotograferen zodat die ook voor vervalste Ariërverklaringen in aanmerking konden komen.
Voor de uitvoering van Kahlenbergs idee was de beschikbaarheid van Andriesse een groot geschenk. Honderdduizenden mannen waren voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland gedeporteerd en de Duitsers jaagden op fitte mannen die zij konden inschakelen voor de oorlogsproductie. Als vrouw trok Andriesse minder de aandacht op straat en had zo een grotere bewegingsvrijheid dan haar collega’s van De Ondergedoken Camera. De verzetsgroep had verschillende doelen. De terreur van de nazi’s moest worden vastgelegd, in de vorm van arrestaties en razzia’s. Voor de inlichtingendiensten van de geallieerden werden ook foto’s gemaakt van militaire infrastructuur, zoals luchtafweergeschut en kazernes.
Andriesse legde zich vooral toe op het vastleggen van het dagelijks leven in de bezette stad, haar foto’s waren aanklachten tegen de onderdrukking en uithongering van de Nederlandse bevolking tijdens de Hongerwinter. Met haar camera verborgen in een geprepareerde winkelmand legde Andriesse de zoektocht naar eten en brandstof vast. Hoewel Andriesse een goede alibi had, kon haarwerk dodelijk zijn. ‘Mijn vader was elke keer doodsbang als Emmy de straat opging,’ herinnerde haar zoon Joost Elffers zich.
Churchill
De foto’s legden niet enkel het lijden vast, maar overtuigden ook Winston Churchill om vaart te zetten achter voedseldroppingen boven West-Nederland. En de nood was hoog, want in februari 1945 was voor een individu slechts 600 calorieën per dag beschikbaar. Eerdere verhalen over de dodelijke honger waren wel doorgedrongen tot Londen, maar de foto’s vormden het onweerlegbare bewijs van het leed. De geallieerde voedseldroppingen werden met weken versneld en redden daarmee mensenlevens.
Met haar oog voor detail heeft Andriesse de slachtoffers van de Hongerwinter een gezicht gegeven. Esthetiek was voor haar een wapen en zij legde aan met haar camera.
Deze publicatie is onderdeel van een reeks portretten ter gelegenheid van het 85-jarig jubileum van de Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen. Stichting Democratie en Media en Het Parool, opvolger van de Nieuwsbrief, publiceren een aantal portretten van sleutelfiguren die de verzetskrant draaiende hielden. Niet alleen om de herinnering aan het verleden in leven te houden, maar ook om het hedendaagse belang van een vrije pers te benadrukken.
Lees hier ook de portretten van Frans Goedhart, Wim van Norden, Max Nord, Simon Carmiggelt en Jaap Nunes Vaz.