
Frans Goedhart (1904-1990), die zelfs in gevangenschap doorging met journalistiek werk
Al op jonge leeftijd zette Frans Goedhart zijn eerste stappen in zijn omvangrijke en avontuurlijke journalistieke carrière. In linkse publicaties waarschuwde hij al vroeg voor het gevaar Adolf Hitler. Goedhart begon in juli 1940 zijn illegale Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen dan ook met de woorden: ‘Precies, zooals men het verwachten kon, is het geschied.’ In 1943 beschrijft hij in Het Parool de werking van de gaskamers in Auschwitz: ‘Zoo’n gaskamer maakt den indruk een badlokaal te zijn.’
Tekst: Teun Dominicus
Ruim anderhalf jaar na zijn arrestatie op het strand van Scheveningen, liep Frans Goedhart, bewaakt door twee Nederlandse politieagenten, op 2 augustus 1943 van het concentratiekamp Vught naar het politiebureau van dat dorp, in de overtuiging dat hij daar zou worden geëxecuteerd. Dertien van zijn Paroolcollega’s waren in februari meegenomen uit het kamp en nog op dezelfde dag gefusilleerd op vliegveld Soesterberg. Met een list wilde hij zijn vroegtijdige dood te snel af zijn. Zijn laatste hoop waren de agenten. Goedhart vertelde tegen één van hen dat hij ter dood veroordeeld was. ‘Dan moet u ontvluchten’, was het antwoord.
Ter plekke kon dat niet, want om geen argwaan te wekken moest de agent wel schieten, waarna het geluid nog meer aandacht zou trekken. Eenmaal op het bureau werd Goedhart naar een arrestantenlokaal gebracht, waarvan de deur op een kier was gezet. Alsof hij door een park wandelde ging Goedhart naar buiten.
Oranjehotel
Samen met Paroolcollega Herman Wiardi Beckman probeerde Goedhart in januari 1942 de oversteek naar Engeland te maken, maar ze werden gepakt. Voor Goedhart zag het er direct slecht uit: hij had een volledige jaargang van het illegale Parool bij zich, als ook militaire gegevens. In het Oranjehotel in Scheveningen werd hij in een isoleercel gezet. Na drie maanden mocht hij zijn eerste brief schrijven aan zijn echtgenote Miep: ‘De dagen kruipen voorbij, evenals de nachten. Je leven bestaat uit wachten zonder einde.’ Goedhart miste zijn zoon Otto, die dan vier is. ‘Als ik aan onze jongen denk, wordt de ontroering me soms te machtig.’
Uiteindelijk werd Goedhart samen met 22 anderen voor een bezettingsrechtbank gebracht in wat het eerste Paroolproces zou zijn. Tegen allen werd de doodstraf geëist voor onder meer het verspreiden van Duitslandvijandige publicaties. Ook bij Goedhart kwam het vooruitzicht van een vroege dood hard aan. Met beroep op zogenaamde psychische aandoeningen, veroorzaakt door geërfde syfilis, wist Goedhart zijn doodvonnis uit te stellen en zat hij maandenlang opgesloten in kamp Vught in afwachting van het definitieve vonnis, waaraan hij wist te ontkomen.
Gaskamers
Na een korte herstelperiode sluit Goedhart zich weer aan bij de Paroolredactie en op 27 september 1943 verschijnt van zijn hand een beschrijving van gaskamers in concentratiekampen, en dan in bijzonder van Auschwitz. ‘Zoo’n gaskamer maakt den indruk een badlokaal te zijn. Een groot aantal menschen wordt er naakt in gebracht, dat heeft het voordeel dam men de lijken naderhand meteen verasschen kan, zonder dat men eerst nog kleeren behoeft uit te trekken,’ schrijft hij. ‘Het procedé is eenvoudig. De deuren gaan dicht en de kranen gaan open. Een kwartier later komt het lijkencommando om de slachtoffers weg te halen.’
Hoe kan Goedhart, die ruim anderhalf jaar achter tralies heeft gezeten, zo precisie weten wat er duizend kilometer verderop gebeurde in Auschwitz? In Vught was hij in contact gekomen met een Poolse arts, Syg. Zakrzewski, die de verschrikkingen van Auschwitz had gehoord van een overgeplaatste gevangene. Paroolredacteur Jan Meijer kon het zich ruim veertig jaar later nog herinneren dat er op de redactie een heftige discussie ontstond: ‘Wij geloofden nauwelijks dat het waar was.’ Toch werd het gepubliceerd. Pas na de bevrijding bleek elk woord dat erin stond waar en noemde Meijer de journalistieke scoop van Goedhart niet voor niets ‘een historische verdienste, de eerste echt vrij volledige, publieke beschrijving van het systeem van de gaskamers’.
Jordaanoproer
Al op jonge leeftijd zette Frans Goedhart zijn eerste stappen in zijn omvangrijke en avontuurlijke journalistieke carrière. Na een jeugd in weeshuizen, waar hij was opgevoed ‘met weinig eten, veel ransel en veel christendom’, kwam hij terecht bij dagbladen in Gelderland, waarna hij op 20-jarige leeftijd overstapte naar De Telegraaf in Amsterdam. Al snel stond hij daar weer op straat en werd hij een van de vele schrijvers van losse stukken voor kranten en tijdschriften in de hoofdstad. Hoewel financieel niet breed, voelde hij zich wel thuis tussen de vrije krantenjongens met weerzin tegen bevelen en geveinsd burgermansfatsoen.
Voor de communistische partijkrant De Tribune schreef hij over de machtsgreep van Hitler, de dictator die volgens Goedhart in het zadel werd geholpen door grootgrondbezitters en ondernemers. Ook schreef hij over de Jordaanoproer in juli 1934, waarbij Amsterdamse werklozen protesteerden tegen verlaging van uitkeringen. Na enkele ervaringen met de verbale knoet van de stalinistische partijleiding hield hij het voor gezien.
Goedhart zag de macht van nazi-Duitsland groter worden, en vanuit de Sovjet-Unie bereikten hem verhalen over de stalinistische terreur. De Nederlandse neutraliteitspolitiek ten opzichte van Hitler vond hij een farce, ingegeven door de onverklaarbare naïviteit dat de slagboom bij Lobith de tanks van de Wehrmacht zouden stoppen. Goedhart geselde de conservatieve elite die teerde op renteniersinkomsten en de winsten uit de koloniën. Haar lakmoedige houding sijpelde door naar het hele volk, dat volgens hem ‘een beetje vet en vadsig’ was geworden door profiteren van andermans werk.
Nieuwsbrief Pieter ’t Hoen
Dat Goedharts visie niet populair was bij de Haagse elite mag niet verbazen. Hij werd echter ook actief door de overheid gecensureerd. Een brochure over de gevaarlijke situatie waarin Nederland verkeerde mocht van de Amsterdamse politie niet worden gedrukt omdat het ‘staatsgevaarlijk’ zou zijn. De enige politici die aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog op Goedharts genade mochten rekenen waren sociaaldemocraten, omdat zij, ingegeven door het lot van hun ideologische vrienden in Duitsland, hadden gezien dat Hitlers dreigende woorden een voorbode waren voor onderdrukking.
Het is dan ook niet verbazingwekkend dat Goedharts illegale Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen in juli 1940 met exact die woorden begon. ‘Precies, zooals men het verwachten kon, is het geschied.’ Al die karakteristieken en neigingen waarvoor hij had gewaarschuwd, kwamen tijdens de eerste maanden van de bezetting naar buiten. Er was egoïstische onverschilligheid van Nederlanders die dachten dat, als ze zouden zwijgen en moreel zouden zwalken, het leed van de oorlog hun adres zou overslaan. Honderdduizenden meldden zich aan bij de collaborerende Nederlandse Unie. Goedhart neemt in zijn eerste nieuwsbrief ook zijn eigen beroepsgroep onder vuur: ‘Met hangende oren en fleemend kwispelstaartend, melden de dagbladredacteuren zich dagelijks bij den een of anderen Duitschen perscommissaris, die hun mededeelt, wat er geschreven moet worden.’
Krantendirecties
In de zomer van ’43 – op het moment dat Goedhart nog in Vught zit – wordt in Het Parool de gelijkgeschakelde pers onder de loep genomen: ‘De Nederlandse journalisten van vandaag zijn niet meer fier of onafhankelijk of zelfs maar flink. Zij likken de hielen van hun Duitsche meesters.’ En kijkt de redactie ook vooruit naar hoe de journalistiek eruit moet zien na de oorlog. Belangrijk uitgangspunt daarbij was dat er een einde moest komen aan de ‘schandelijke uitbuiting van de zijde der directies.’
In juli 1940 omschreef Goedhart in de eerste Nieuwsbrief Pieter ’t Hoen de kranteneigenaren al als ‘een kudde bibberende zakenmannetjes, die tot elke concessie aan den indringer bereid zijn, wanneer deze hen slechts in het bezit laat van hun onsmakelijke zaakje.’ Of wel, voor hun rendement onze nationale eer verkopen. ‘Als men hun verwijten maakt, weten zij niets anders te doen dan zich te beroepen op hun zakenbelang.’
Ook moest volgens Goedhart de overheid haar houding tot de pers verbeteren. ‘Een democratische overheid moet kritiek verwelkomen en bevorderen,’ aldus Het Parool van juli 1943. Een sterke, onafhankelijke positie ten opzichte van markt en overheid was cruciaal voor een échte vrije pers na de oorlog. Het was voor die idealen, als één van de waarborgen ter voorkoming van machtsmisbruik, dictaturen en massamoord, dat Goedhart met gevaar voor zijn eigen leven zich inzette voor Het Parool.
Deze publicatie is onderdeel van een reeks portretten ter gelegenheid van het 85-jarig jubileum van de Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen. Stichting Democratie en Media en Het Parool, opvolger van de Nieuwsbrief, publiceren een aantal portretten van sleutelfiguren die de verzetskrant draaiende hielden. Niet alleen om de herinnering aan het verleden in leven te houden, maar ook om het hedendaagse belang van een vrije pers te benadrukken.
Lees hier ook de portretten van Wim van Norden, Max Nord, Simon Carmiggelt, Emmy Andriesse en Jaap Nunes Vaz.